Copyright © Association for Social Development (ASD) 2013 All Rights Reserved. No part of this website may be reproduced or published without the express consent of Association for Social Development (ASD). Please also read http://creativecommons.org/licenses/by/3.0/
sociale-driegeleding-baken-in-transitie-cz.pdf
1 SOCIALE DRIEGELEDING BAKEN IN TRANSITIE essay prof.dr.Cees Zwart. 1. Inleiding 2. Rudolf Steiner als activist 3. Waar gaat sociale driegeleding over 4. Een korte geschiedenis 5. Pluriformiteit en verstrengeling 6. Het sociale vraagstuk is universeel 7. De moderne economie: vloek of zegen 8. Leerstukken in transitie 9. Verandering van tijdperk 10. Literatuur 11. Bijlagen - het morele kompas - verandering in drievoud2 1. Inleiding. ‘Sociale driegeleding’staat voor de maatschappelijke vernieuwingsbeweging, die Rudolf Steiner in de betrekkelijk korte periode 1919-1922 met grote inzet en met actieve steun van talloze geestverwanten op gang bracht in Duitsland. Hij deed dit tegen de achtergrond van de toenmalige chaotische geopolitieke machtsverhoudingen en de mensonterende gevolgen van de Eerste Wereldoorlog, ook wel de Grote Oorlog genaamd. Zijn betrokkenheid bij de bedenkelijke en ingewikkelde wereldsituatie van toen is niet verwonderlijk. De werking van vooruitstrevende en tegenstrevende machten in de wereldontwikkeling is één van de centrale thema’s in zijn levenswerk en hij bepleitte al ver vóór de Eerste Wereldoorlog eerherstel voor de menselijke waardigheid. Die was naar zijn mening ondermaats geraakt in de loop van de Moderne Tijd toen het gewoonte werd de kenbare werkelijkheid te reduceren tot wat meetbaar, telbaar en weegbaar is. Meten is weten was voor hem te armetierig. Hij was geen tegenstander van empirische wetenschap, zo was het zeker niet. Maar dan wel ingebed in een referentiekader, waarin ook meditatieve empirie onderzoekbaar en toepasbaar wordt geacht. Daartoe ontwikkelt hij de antroposofie, wijsheid van de mens, op te vatten als de metamorfose van een manier van leven en mens worden, die in de vroegere mysteriescholen en zelfs nog in de eerste moderne universiteiten gepraktiseerd werd als innerlijk weten. Met een dubbel devies, namelijk: ‘Mens ken Uzelf’ en ‘Doe alles met mate’. Deze tweevoudigheid staat ook vandaag nog bekend als de weg naar binnen en de weg naar buiten, twee manieren van innerlijke scholing, die de mens in staat stellen gedurende het leven op aarde zo goed mogelijk te beantwoorden aan zijn of haar wezen, met alle beproevingen van dien. In de stiltemomenten van de retraite en in het rumoer van het volle leven. Het was voor mij een openbaring, toen ik na mijn studententijd ontdekte, dat dit allemaal bestaat en dat het een geheel eigen wordingsgeschiedenis heeft. Het was of ik thuis kwam. Ik ben helemaal niet opgevoed als antroposoof. Ik heb het voorrecht gehad later met de antroposofie in aanraking te komen en te herkennen, dat het levenswerk van Rudolf Steiner in de kern een oproep is om verantwoording te nemen voor je eigen kwaliteit van leven en ook voor wendingen ten goede in de wereldontwikkeling. De sociale driegeleding is destijds niet terecht gekomen in de hoofdstroom van de maatschappelijk ontwikkeling. Dat is voor mij geen reden om het er bij te laten zitten. Ik ben van mening, dat het gedachtegoed nog steeds relevant is.3 Het moet wel doorontwikkeld worden, praktische ervaring is er onvoldoende en er is nieuwe taal nodig. De wereldontwikkeling heef niet stilgestaan en we zeggen de dingen nu eenmaal anders dan vroeger. Dit noopt tot herbronning. Gelukkig maar, denk ik. Want wie stil blijft staan en alleen maar oude formules herhaalt verspeelt de toekomst. Wij leven in een tijd van transitie wordt gezegd. Zeker, maar dat gaat niet vanzelf merken we elke volgende dag nadrukkelijker. In transitie moeten nieuwe inspirerende bakens de weg wijzen, zoveel staat vast. Sociale driegeleding kan zo’n baken zijn, mits getoond wordt, dat de ’leerstukken’ ook in transitie zijn. Bemoediging kunnen we putten uit de omstandigheid, dat er niet alleen maar kommer en kwel is in de wereld. Wie zijn ogen open heeft ziet, dat er in rap tempo allerlei verrassende initiatieven genomen worden door mensen, die hunkeren naar een andere manier van leven, een nieuwe werkelijkheid, die niet zonder meer zorgelozer, maar mogelijkerwijze wel zinvoller is. Kleine initiatieven zetten geen zoden aan de dijk, hoor ik sommigen al roepen. Mijn repliek is, dat wachten op de grote doorbraak, of tevreden zij met de fopspeen van economisch herstel, de kracht van mensen ondermijnt om in hun eigen omgeving de kwaliteit van leven te verbeteren. In transitie is er niets mis met bescheiden stappen, laat dat gezegd zijn. Ze helpen, wanneer we elkaar de hand reiken en elkaar weer durven te vertellen, dat niet het nastreven van het eigen belang de hoogste deugd is, maar het dienen van het algemeen belang. Hopelijk kan de sociale driegeleding hierbij een ondersteuning zijn. 2. Rudolf Steiner als activist. Rudolf Steiner(27 februari 1861- 30 maart 1925) is vooral bekend geworden als de grondlegger van de Antroposofie, als inspirerend leermeester en als esotericus. In de laatste hoedanigheid inaugureerde hij tijdens ‘de kerstbijeenkomst van 1923’ in Dornach, Zwitserland, de ’Nieuwe Mysteriën’. Kort gezegd omvat dit een eigentijds integraal mens en wereldbeeld en de mogelijkheid om een innerlijke scholingsweg te gaan met een spirituele oriëntatie op heling van datgene wat in het tussenmenselijke en in de cultuur verbroken is geraakt. Rudolf Steiner stichtte een ‘school’, die toegankelijk is voor iedereen, die innerlijk ervaringsleren ten behoeve van zinvol handelen in het sociale leven ernstig wil beproeven. Zo bezien is de Antroposofische Vereniging geen besloten gezelschap, maar een verband van mensen met een mindset open naar de wereld en met goede zin voor praktische innovatie op alle levensterreinen. In het Duits, de moedertaal van Rudolf Steiner wordt ‘Vereniging’ omgezet in ‘Gesellschaft’. In dat woord komt als vanzelfsprekend de maatschappelijke oriëntatie beter tot uitdrukking dan in het Nederlands.4 Veel minder bekend is, dat Rudolf Steiner ook een activist pur sang was, een geëngageerd maatschappijhervormer. Zijn activisme was geen toevallige opwelling uit persoonlijke onvrede , het kwam voort uit meer dan dertig jaar bezig zijn met de tendensen in het spirituele, politieke en economische leven van Europa, zoals hij zelf zegt(1). Dit brengt hem er toe om tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn stem te verheffen. In 1915 hekelt hij de onwil van de autoriteiten om uit leggen wat de onderliggende redenen waren van de noodlottige gebeurtenissen in 1914. In 1917 waarschuwt hij, dat de ‘Entente’niet alleen maar nobele motieven heeft, maar er ook op uit is om Duitsland zo machteloos te maken, dat het nooit meer een overval zal wagen(2). Het eisenpakket waarmee de Vrede van Versailles in 1918 uiteindelijk beklonken wordt geeft hem gelijk. De prijs voor de vrede blijkt de totale vernedering van het Duitse volk te zijn. Het is daarom niet verrassend, dat hij na de catastrofe van de Grote Oorlog een vernieuwingsbeweging opstart in Duitsland. De manier waarop echter wel. In maart 1919 richt hij zich met een goed onderbouwd manifest tot ‘Het Duitse volk en de cultuurwereld’(3). Je moet het maar durven! Hij krijgt weliswaar steunbetuigingen van een aantal invloedrijke personen, maar het is risicovol. Ten eerste omdat het ongebruikelijk is in die tijd zoiets in het openbaar te doen. Ten tweede vanwege zijn profiel. Hij was bepaald geen grijze muis. In zijn oproep van maart 1919 noemt Rudolf Steiner de beogde vernieuwingsbeweging een impuls voor de ‘driegeleding van het sociale organisme’, met drie doelstellingen, te weten: - De ontwikkeling van de mens in al zijn vaardigheden door een zelfstandig geestesleven. - Het verwerkelijken van mensenrechten onder uitsluiting van niet algemeen menselijke belangen. - De rechtvaardige verdeling van welvaartsgoederen door de omvorming van het kapitaalsysteem en het loonsysteem. Terwijl ik dit schrijf schiet het door mij heen, dat zo’n oproep vandaag de dag ook niet verkeerd zou zijn. Van een blik ver vooruit gesproken! Kort na het manifest volgt de oprichting van de ‘Bond voor de driegeleding van het sociale organisme ‘. In mei houdt hij tijdens een algemene vergadering van deze bond een indringende en voor zijn doen zeer persoonlijke voordracht. Hij eindigt met de woorden: ‘Vandaag spreekt men tegen de storm in. Ook al is het zo, dat deze storm nog voor velen niet waarneembaar is, hij is er wel. Moge hij waarneembaar worden voor een zo groot mogelijk, een voldoende aantal mensen voordat het te laat is‘(4). Weer kort daarna, in april, verschijnt zijn boek ‘De kernpunten van het sociale vraagstuk’, dat ook nu nog door velen wordt gezien als het basiswerk(5).5 Vrijwel onmiddellijk na het verschijnen van zijn boek komen er behalve steunbetuigingen ook negatieve reacties uit de universitaire wereld los. Rudolf Steiner zou uitgaan van ideale mensen en de sociale driegeleding zou niet uitvoerbaar zijn, want te utopisch(6). Hij weerlegt de kritiek zorgvuldig, maar het is een teken aan de wand, dat er ‘geleerden’ zijn, die het moeilijk vinden ‘om out of the box’ te denken ondanks de evidente maatschappelijke urgentie om nieuwe wegen in te slaan. Net of we in 2016 zijn, ben ik geneigd te zeggen. Rudolf Steiner steekt er veel energie in om in de periode 1919-1920 in verschillende tijdschriften te verduidelijken wat hij beoogt. Ik geef drie voorbeelden. In het weekblad ‘Driegeleding van het sociale organisme’ wijdt hij een artikel aan ‘Economisch profijt en de tijdgeest’(7). Zijn stelling is, dat winststreven egoïsme behelst, maar dat dit geen reden is om profijt uit te bannen. In de kringloop van de economie(bedoeld is de ruileconomie anno 1919) moet uit iets blijken, dat er concrete behoefte is aan een product. Dit gebeurt in economisch opzicht door het inzicht dat de productie profijtelijk is, dat wil zeggen winst afwerpt. Wanneer dit niet het geval is moet de productie achterwege blijven, want anders wordt de prijsvorming verstoord. Zo bezien is winst het herkenningsteken voor de noodzakelijkheid om een economisch goed voort te brengen. En dus geen beloning voor het risico van ondernemerschap, voeg ik er volledigheidshalve aan toe.. Rudolf Steiner merkt verder op, dat het voor de gezondheid van het economisch proces nodig is, dat er personen (tussenhandelaren) zijn, die er als intermediair voor zorgen, dat het toeval van de markt wegvalt. Mij dunkt een stelling, die ook vandaag een prima ingang zou zijn voor een fundamenteel debat, bijvoorbeeld in de SER. In hetzelfde weekblad geeft hij in een artikel met de titel ‘Leiders en geleiden’(8) als zijn mening te kennen, dat het karakteristiek is voor zijn tijd, dat er nog zoveel mensen zijn, die in blind autoriteitsgeloof opkijken naar hun leiders zonder door te hebben, dat hun ideeën vaak schijnideeën zijn. Wie met de werkelijkheid rekent zou moeten weten, dat uit schijnideeën nooit een ‘Neugestaltung’ van de beschaving te voorschijn kan komen, zegt hij. Echter, het kan niet uitblijven, dat op een dag de geleiden doorkrijgen, dat ze door leiders, die niet willen ‘omleren ‘in de neergang gevoerd worden. Dan is de tijd rijp voor een doorbraak. Dat zal echter alleen gebeuren, als er voldoende mensen voorhanden zijn met nieuwe ideeën en met een levenshouding, die radicaal afscheid neemt van overjarige tradities, rituelen en praktijken.6 Het derde voorbeeld is een artikel in het tijdschrift ‘Sociale toekomst ‘ over ‘Internationale economie en de driegeleding van het sociale organisme’(9). Rudolf Steiner brengt naar voren, dat het economisch leven de tendens heeft om wereldeconomie te worden. Deze constatering is opmerkelijk, want in zijn tijd waren er wel nationale economieën met buitenlandse handel, maar nog geen mondiale productie en consumptieketens. Laat staat een mondiaal gekoppeld financieel stelsel met flitskapitaal. Een wereldeconomie in de volle betekenis van het woord ontstaat pas in de tweede helft van de vorige eeuw. In zijn artikel gaat het er hem om te waarschuwen voor de discrepantie tussen de expansie van het economisch leven en de begrenzing van de moderne eenheidsstaat. De historische staatsgrenzen vormen niet de meest gunstige voorwaarde voor economische activiteit, die zich verspreidt over de wereld. Ze zijn eerder belemmerend. En centraal gezag met nadruk op strakke, uniforme regelgeving is naar zijn mening niet de beste manier om deze discrepantie in goede banen te leiden. Het geestesleven, het rechtsleven en het economisch leven moeten hun eigen weg kunnen gaan, ze moeten hun karakteristieke eigenheid kunnen ontplooien. Dit komt neer op autonome, maar wel op elkaar afgestemde bestuurlijke autoriteit. De waarschuwing van Rudolf Steiner blijkt in onze tijd nog volop actueel te zijn. Naar mijn mening zelfs met grotere urgentie om radicale stappen te zetten. Kijk maar naar Brexit en in meer algemene zin naar het wereldwijde dispuut tussen federalisten en aanhangers van de vrije markt. Het debat schiet niet echt op, terwijl intussen miljoenen mensen ernstig te lijden hebben van fricties tussen cultuur, politiek en economie. Wie de geschriften van Rudolf Steiner over sociale driegeleding goed leest begint het te dagen, dat ze alles bijeen genomen niet wijzen in de richting van een algemeen geldende theorie en ook niet in de richting van een meeslepende utopie, laat staan een (partij)programma met een blauwdruk, klaar voor implementatie. Het gaat om iets wat goed te vergelijken is met een reisgids, waarin schetsen zijn opgenomen van de pleisterplaatsen onderweg, met hun zonnige, maar ook met hun schaduwplekken. Zo geschreven, dat de tekst nooit een verzorgd reisprogramma belooft naar een paradijselijke bestemming. Van een reisgids verwachten mensen doorgans een tijdige update. De wenselijkheid van een ‘heruitgave’ lijkt zich in het geval van de sociale driegeleding aan te dienen in 1922. Het komt er echter niet van. In juni van dat jaar houdt Rudolf Steiner ter gelegenheid van het zogeheten ‘Oost-West’ congres in Wenen voor een internationaal publiek tien voordrachten over antroposofie en wetenschap, in het bijzonder de sociologie. Direct aan het begin van de laatste voordracht zet hij de zaak op scherp door onomwonden te zeggen, dat zijn boek ‘de kernpunten van het sociale vraagstuk’ op alle pagina’s verkeerd begrepen is.7 Het had niet tot doel om ‘soziale Einrichtungen’(maatschappelijke instituties) te beschrijven, die een geneesmiddel zouden kunnen zijn voor de wanorde in het maatschappelijk bestel. Wat eigenlijk als illustratie bedoeld was, is voor de hoofdzaak aangezien, merkt hij op. ‘Ik wilde bijvoorbeeld illustreren hoe de kapitaalcirculatie zo omgevormd zou kunnen worden, dat die door mensen als minder bedrukkend beleefd wordt. Ik moest het een en ander over prijsvorming zeggen, maar alles slechts ter illustratie. Mijn geschrift beoogde de mens zelf aan te spreken, zijn natuurlijke conditie. Ik wilde laten zien hoe de mensheid tot sociaal denken, voelen en willen zou kunnen komen’(10). In augustus houdt hij in Oxford een serie voordrachten over ‘De spirituele grondkrachten van de opvoedkunst’. In aansluiting daarop volgen nog drie voordrachten over sociale driegeleding1) de poort geopend wordt naar duurzaam perspectief.. In nieuwe taal is het Zuiden te karakteriseren als “The mystery of Disclosure”. In een metafoor: het diepe Zuiden, waar de mens in moet willen ‘afdalen’ om de stuwende impulsen te bespeuren, die er verborgen liggen. Wie de moed heeft om dit te doen ontdekt, dat het pad van de loutering (disclosure ofwel ont-hulling) leidt naar duurzame innerlijke vrijwording. Zingeving en loutering zijn in en door hun gezamenlijke werking zuurdesem voor ultieme levensvervulling. In nieuwe taal is het Oosten te karakteriseren als “The Mystery of Awakening”. In een metafoor: De zon komt in het Oosten op. Het ochtendgloren roept de mens toe zonder uitstel op te staan. Op zijn eigen voeten te gaan staan en de rug te rechten om de plekken der moeite fier tegemoet te treden. Wie duurzame eigenstandigheid als optie heeft in het leven doet er goed aan om het innerlijke pad van de zelfkennis serieus te nemen Zelfkennis boetseert onze geestelijk morele ruggengraat. In nieuwe taal is het Westen te karakteriseren als “The Mystery of “Connectiveness”. In een metafoor: De zon gaat in het Westen onder. Wanneer het zo is, dat er stille avondstemming intreedt kan de mens zich openen voor de harmonie van gedeelde dromen en verbroken samenhang overbruggen, overwinnen. Wie het innerlijke pad van de liefde als oefening in duurzame verbondenheid beleeft merkt vroeger of later, dat oprechte compassie troost biedt voor alle varianten van verbroken samenhang. Troostende compassie en echte eigenstandigheid zijn in en door hun gezamenlijke werking zuurdesem voor heilzame empathie. Waarschuwing! Het innerlijk kompas, zoals hier geschetst, kan en mag niet gehanteerd worden als een strak, formeel schema. Het is een mind set, een mentale gesteldheid, die uitnodigt tot meditatieve bezinning en herbezinning. Cees Zwart Zutphen, juni 201532 VERANDERING IN DRIEVOUD Motief…………………………….Proces…………………………Resultaat 3e Orde TRANSITIE oversteken naar een kiezen/gaan voor een herwinnen van andere werkelijkheid nieuwe manier van zingeving wisselen van leven paradigma/ uitgangspunt 2e Orde TRANSFORMATIE herijken van waarden koers zoeken/navigeren beseffen wat wel omvormen van met een en wat niet deugt gedragscodes/rituelen innerlijk kompas 1e Orde HERVORMING verhelpen van imperfectie opschonen/retoucheren verbeteren van de herinrichten van van de functionele het bestel/stelsel gevestigde orde kwaliteit Toelichting - De nieuwe manier van leven, die transitie volwaardig betekenis geeft vereist fundamentele wijziging van de mentale gezindheid, ook wel ‘mindset’ genoemd. - Een innerlijk kompas wijst de goede richting niet door bewegwijzering, maar door intuïtie. - De gevestigde orde omvat zowel technische als maatschappelijke infrastructuur. - De werkelijkheid van verandering kan een mix zijnvan de 1e , 2e en de 3e orde. - In veranderingsprocessen is evenwichtsherstel geen heilige koe; uit evenwicht zijn kan een opmaat worden voor vernieuwing (doorbraak). - Transitie, transformatie en hervorming worden doorgaans samengevat met het concept evolutie ofwel ontwikkeling, dat verwijst naar permanente creatieve spanning tussen continuïteit (bestendiging) en discontinuïteit (innovatie). - Reorganisatie en organisatieontwikkeling komen in bovenstaand referentiekader niet voor, omdat het om noties gaat, die zijn verschraald tot ‘management of change’, een benadering, die te instrumenteel is en die morele toetsing verwaarloost. prof.dr .Cees. Zwart Zutphen, april 2016