driegeleding_als_ontwikkelings-_en_scholingsweg_in_de_sociale_werkelijkheid

Back to list

Copyright © Association for Social Development (ASD) 2013 All Rights Reserved. No part of this website may be reproduced or published without the express consent of Association for Social Development (ASD). Please also read http://creativecommons.org/licenses/by/3.0/

Original format:

npi_-_driegeleding_als_ontwikkelings-_en_scholingsweg.pdf

Nederlands Pedagogisch Instituut DRIEGELEDING ALS ONTWIKKELINGS- EN SCHOLINGSWEG IN DE SOCIALE WERKELIJKHEID 6299.892 LB/LG In veel gesprekssituaties wordt geconstateerd, dat er sprake is van een zekere spanning en irritatie, die door de aanwe- zigen in die situatie wordt aangeduid met termen als: on- vrij, overdonderend, star en rechtlijnig, teveel op inhoud gericht, enz. In het dagelijks leven kan je vaak spanningen van dezelfde soort waarnemen. Bij voorbeeld iemand die in een winkel iets wil kopen ervaart dat de winkelier hem op een bepaalde wijze onjuist heeft behandeld. Termen die dan naar voren kunnen komen zijn: hij/zij geeft niet veel klaarheid over zijn pro- dukten; je hebt het gevoel dat je blij mag zijn dat je hier iets mag kopen; soms lijkt het of hij je iets probeert aan te smeren. Een ander voorbeeld: in een bedrijf hanteert men een bepaald beoordelingssysteem. Er zijn problemen hoe het systeem zorg- vuldig te hanteren valt. Opmerkingen die men te horen krijgt illustreren deze problemen. Als ik negatieve kanten van de medewerker belicht, dan krijgt hij de neiging mij op mijn onvolkomenheden te wijzen; ik wil niet alles, wat ik als be- oordelaar negatief ervaar, op het beoordelingsformulier weergeven omdat ik daarmee een besluit aan het nemen ben over zijn participatie en ik weet dat hij het geld goed kan gebruiken! Zo kunnen we in diverse sociale situaties spanningen en ir- ritaties aantreffen, die op zich zelf genomen vervelend zijn voor de mensen die erbij betrokken zijn. Los van dit gevoel is het toch de moeite waard te onderzoeken welke problemen eigenlijk door de deelnemers aan deze situaties worden ge- voeld: wat maakt dat deze situaties als spannend en/of irri- tant worden ervaren. Opvallend is het dat in die situaties drie “objectieve” strevingen aanwezig zijn, die in deze in- cidenten en voorvallen herkenbaar zijn. De mens als vermogend en behoeftig wezen in relatie tot andere mensen De mens staat in het leven tussen andere mensen waarin drie kanten van zijn mens-zijn aan de orde komen: 1. De mens als producerend, vermogend wezen. 2. De mens als consumerend, behoeftig wezen. 3. De mens als sociaal, tussenmenselijk wezen. Instituut voor Organisatie Ontwikkeling Valckenboschlaan 8, Postbus 299, 3700 AG Zeist Telefoon 03404-20044 II De oerimpulsen in het sociale organisme 2. Ad 1. Mensen hebben bepaalde talenten en vermogens - fysiek, sociaal en geestelijk-culturele - die zij hebben ontwikkeld en willen uitleven en voor anderen beschikbaar stellen. Ad 2. Mensen hebben bepaalde behoeften (die voortkomen uit bewust of onbewust waargenomen tekorten) die zij door anderen bevredigd willen zien. Behoeften zijn te onderscheiden in materi‘le, fysieke, sociale en geestelijk-culturele behoef- ten. Ad 3. Mensen hebben relaties tot anderen waarin een be- paalde evenwichtssituatie wordt nagestreefd. In de samenleving met anderen zijn er (rechts-)overeen- komsten noodzakelijk, om te voorkomen dat het recht voor de een onrecht voor de ander wordt. In onze talenten en vermogens, onze produktieve zijde, zijn wij op zoek naar het goede doen: kunnen wij onze vermogens zo werkzaam maken, dat zij het gewenste, ge- wilde resultaat opleveren voor de behoeften van'ande- ren. Er zijn altijd andere mensen nodig om mijn vermo- gens aan ter beschikking te stellen. In onze behoeften, onze consumptieve zijde, zijn wij op zoek naar de goed- heid van andere mensen om antwoord te geven op onze materi‘le en immateri‘le vragen. Er zijn altijd andere mensen nodig om mijn behoeften te bevredigen. In het tussen-menselijke gebied zoeken wij in onze rela- ties van mens tot mens harmonieuze verhoudingen. Verhou- dingen die het mogelijk maken elkaars menswaardigheid te respecteren. Noch aan het feit dat ik weinig of veel be- hoeften noch aan het feit dat ik veel of weinig talenten of vermogens heb kan ik rechten of plichten ontlenen. Het sociale organisme (het gebied waarin mensen met el- kaar en voor elkaar leven) kent - zoals hierboven be- schreven - 3 levensgebieden, 3 geledingen, waarin impul- sen aanwezig zijn die bij verstoringen, onevenwichtig- heden aan de oppervlakte komen: de gebieden waar de mens als vermogend wezen in staat, als sociaal wezen en als behoeftig wezen. De in de verstoringen aan de oppervlak- te komende impulsen leven in de mensen vaak onbewust. Door dan optredende spanningen treden deze werkzame krachten naar buiten en worden beleefbaar. 3. In het macro-sociale gebied - maatschappelijke ordening, samenleving tussen landen, provincies, gemeenten, enz. - komen deze krachten naar voren in stakingen, revoluties, oorlogen, enz., waarin mensen hun vrijheid om het goede te doen, de gelijkwaardigheid tussen mensen en de broe- derlijkheid, nodig om behoeften te bevredigen wordt na- gestreefd en voor deze idealen wordt gestreden. In het meso-sociale gebied - in organisaties en instel- lingen - komen deze impulsen vaak in de ontwikkelings- en veranderingsprocessen aan de oppervlakte. In het micro-sociale gebied - in groepen van mensen, in ge- sprekken, overleg, enz. - manifesteren deze impulsen zich in gespreksincidenten. Dat deze oerimpulsen in de mens leven hangt samen met onze mensen-natuur. In ieder mens leeft een wil, een verlangen om de waarheid, de schoonheid en de goedheid te vinden, te ervaren en te realiseren. Het goede te doen, de harmonie als levensge- voel te beleven en de onbaatzuchtigheid, die nodig is om te over-leven, om mijn baatzucht te bevredigen, zijn als het ware werkzame gedachten die als - vaak onbewuste - grondwaarden in ons leven. Het bewustzijn dat deze grondwaarden in hun speciÞeke levensgebied hun recht- vaardiging vinden kan ons helpen bepaalde verstoringen in het sociale organisme beter te begrijpen en te door- zien. Daardoor is het vaak beter mogelijk therapeutisch in te grijpen, genezend voor het sociale leven. III De toepassing van deze oerimpulsen ten behoeve van scho- ling aan en heling van het sociale organisme Zoals aangegeven is er in het sociale organisme soms sprake van “verstoringen” van het sociale organisme in zijn 3 geledingen, er treden verschijnselen op, die dui- den op onvrijheid in het gebied van de ontwikkeling en beschikbaarheid van talenten en vermogens, ongelijkwaar- digheid in de menselijke relaties en niet broederlijk zijn in het gebied van de behoeftenbevrediging voor an- deren. Om deze verschijnselen te kunnen waarnemen is het in eerste instantie belangrijk vanuit deze tot werkzame gedachten geworden oerimpulsen te leren naar jezelf te kijken: 4. - in welke situaties voel/voelde ik mij zelf onvrij om bepaalde capaciteiten en vermogens te ontwikkelen dan wel ter beschikking te stellen? - in welke situaties voel/voelde ik mij zelf niet ge- lijkwaardig in relatie tot andere mensen, waar ande- ren voor/over/zonder mij beslisten, zich boven mij stelden? - in welke situaties voel/voelde ik mij zelf niet broederlijk behandeld, werden mijn behoeften niet bevredigd c.q. serieus genomen? (ongevraagd teveel geproduceerd dan wel te weinig rekening gehouden met mijn behoeften). Of: waar maak/maakte ik anderen onvrij, behandelde ze ongelijkwaardig of ben/was ik niet broederlijk ten opzichte van anderen? Hoe manifesteerde zich dit? Hoe ben ik ermee omge- gaan? In de dagelijkse praktijk van het leven zijn er onge- twijfeld veel situaties te vinden waarin geoefend kan worden om deze impulsen in jezelf te herkennen, te er- kennen en te kennen. Dat deze kennis basisvoorwaarde is om vervolgens tot handelen te komen is misschien voor de hand liggend, maar zoiets is niet eenvoudig gedaan! Vaak helpt het om in en aan de situatie vragen te stel- len in de zin van bovenvermelde vragen, om gezamenlijk op onderzoek uit te gaan. Hierdoor kan een zekere verinnerlijking en verwerking optreden. De resultaten van dergelijke onderzoeksgesprekken werken al vaak helend in de betreffende situaties. Behalve aan mensen kunnen deze vragen ook gesteld worden aan inrichtingen, waaronder te verstaan: structuren, werkwijze, organisatievormen, samenwerkingsvormen, enz., op micro-, meso- en macro-sociale niveaus van het socia- le organisme. 5. - welke inrichtingen maken de mensen onvrij hun ver- mogens en talenten te ontwikkelen en ter beschikking te stellen? - welke inrichtingen maken de mensen ongelijkwaardig in hun relaties tot elkaar, is er sprake van over- eenkomsten die op basis van ongelijkwaardigheid tot stand zijn gekomen? - welke inrichtingen maken de mensen onbroederlijk? (“ongevraagd altru•stisch”, teveel producerend, dan wel onvoldoende ruimte biedend voor “objectief ego•sme”, de behoeften van de mensen.) Ook hier kan de vraag omgekeerd worden gesteld: welke inrichtingen schep ik, die mensen onvrij maken, tot ongelijkwaardige behandeling van elkaar aanzetten (overbelichting van rechten of plichten), die het mensen onmogelijk maakt broederlijk te zijn in de bevrediging van behoeften van anderen. Hoe manifesteert zich dit, komt dit als verstoring naar buiten? Hoewel het onderzoek naar deze vragen wat verder van ons zelf af lijkt te liggen, blijken toch vaak op steenworp afstand de “misstanden” voor het oprapen te liggen. Het gaan van deze onderzoekswegen biedt riante perspectie- ven: - het geeft de mogelijkheid om zelf te scholen aan en in het sociaal-therapeutische gebied, waardoor we beter in staat zijn mensen in hun ontwikkeling te begelei- den; - het geeft de mogelijkheid helend aan het sociale orga- nisme te werken, waardoor het sociale organisme beter kan functioneren als organisme voor de mens in ontwik- keling. Men vermijde hier het ongevraagd dan wel tegen hun zin mensen gelukkig willen maken! De weerstanden die je in jezelf of in de omgeving waar- neemt om werkelijk verandering aan te brengen in situa- ties hebben vaak meer te maken met ongeloof en ontbreken van vertrouwen in jezelf, het ontbreken van moed om een stap te zetten in de richting waarin je vindt dat het zou moeten gaan, waarbij het onduidelijk is welke conse- quenties het voor jezelf heeft. Het onbaatzuchtige gericht zijn op andere mensen in hun ontwikkeling terwijl jouw eigen baatzucht ook tot zijn recht zou moeten kunnen komen vraagt om vertrouwen, moed en kracht. Met doorzetting oefenen en werken aan de sociale werkelijheid. Oefening baart - sociale - kunst! COPYRIGHT NPI

driegeleding_als_ontwikkelings-_en_scholingsweg_in_de_sociale_werkelijkheid.txt · Last modified: 2018/10/03 06:09 (external edit)