waarnemen_van_gesprekken

Back to list

Copyright © Association for Social Development (ASD) 2013 All Rights Reserved. No part of this website may be reproduced or published without the express consent of Association for Social Development (ASD). Please also read http://creativecommons.org/licenses/by/3.0/

Original format:

npi_-_waarnemen_van_gesprekken.pdf

Nederlands Pedagogisch Instituut 6530 8910 LB/LG WAARNEMEN VAN GESPREKKEN: GESPREKSVERLOOP, GESPREKSOPBOUW, ZIN VAN HET GESPREK Inleiding In een der meest voorkomende sociale situaties: het gesprek tussen mensen, zijn wetmatigheden te onderkennen. Wetmatig- heden die, als deze herkend worden, inzicht geven in datgene wat zich afspeelt: wat er goed gaat, wat er ontbreekt en waar de storingen optreden. Als met behulp van deze wetma- tigheden, noodzakelijkerwijs zich voordoende verschijnselen, naar gesprekken wordt gekeken, zal het - na enige oefening - mogelijk worden gesprekssituaties beter voor te bereiden, uit te voeren en eventueel na te bespreken. Deze wetmatigheden zijn hier niet meer dan globaal en opper- vlakkig beschreven. De werkelijkheid herkennen met behulp van deze wetmatigheden is een zaak van herhaald onderzoe- ken. Daarbij zal beweeglijkheid een moeilijkheid vormen. Be- weeglijkheid in die zin, dat in een gesprek gedurig de ge- stalte van het gesprek, de fase waarin zich het gesprek be- vindt en de te bereiken doelen zich ontwikkelen en verschui- ven. Het vraagt om een grote innerlijke beweeglijkheid van de waarnemers om de verschijnselen te herkennen, zodat op grond van deze herkenning eventueel bijgestuurd kan worden. Het gesprek in zijn tijdsdimensie: gespreksverloop of de fasen van het gesprek In een gesprek wisselen mensen (verbaal en non-verbaal) in- formatie uit die gericht is op een door de deelnemers te be- reiken doel. De eerste fase waarin de deelnemers elkaar ont- moeten (na de zin van het gesprek met elkaar te hebben vast- gesteld) zou aangeduid kunnen worden als de BEELDVORMINGS- FASE. In deze fase verzamelen de deelnemers aan het gesprek voor hen relevante feiten en gegevens, te hanteren gedach- ten, zienswijzen en idee‘n. Na een aftastende opsomming vindt meestal een nagaan en vaststellen plaats van het be- reiken van het einde van deze fase. De deelnemers geven daarmee te kennen, dat naar hun inzicht de dan bereikte resultaten voldoende zijn met het oog op de van tevoren vastgestelde zin van het gesprek. De tweede fase die men dan met elkaar ingaat, wordt aange- duid als OORDEELSVORMINGSFASE. De vastgestelde feiten en gegevens, gedachten en idee‘n “ontlokken” de deelnemers aan het gesprek als het ware een oordeel. Als men zich met bewustzijn voor de zin van het ge- sprek (en de daarmee te bereiken doelen en met inachtneming van de aanwezige middelen) plaatst tegenover deze feiten en gedachten, kan men zich uitspreken over wat men ervan vindt: Instituut voor Organisatie Ontwikkeling Valckenboschlaan 8, Postbus 299, 3700 AG Zeist, Telefoon 03404-20044, Fax 03404-12770 2. Een ieder heeft een bepaalde verhouding tot het in de beeld- vorming bereikte resultaat: de gegevens trekken in zekere zin aan of stoten af van leuk tot afgrijselijk! Deze fase verloopt meestal als volgt: individuele deelnemers spreken zich uit over het resultaat van de beeldvorming. Vervolgens zoekt men naar wezenlijke verschillen en overeenkomsten en streeft dan, c.q. zoekt met elkaar, naar een gemeenschappe- lijk oordeel. Het elkaar daarin gevonden hebben vormt het einde van deze fase. Om dit te bereiken is vaak sprake van een zeker geven en nemen, over en weer. Waar het in de beeldvormingsfase ging om het verzamelen van zoveel mogelijk gegevens waarbij de deelnemers met elkaar de beschikbaarheid en de relevantie van die gegevens onderzoe- ken, is er in de oordeelsvorming iets anders aan de orde. In de oordeelsvorming gaat het erom, dat de deelnemers met elkaar het horen van de verschillende oordelen (opvattingen, standpunten, zienswijzen) weten uit te houden en bij elkaar blijven in het (evenwichtig) streven naar gemeenschappelijk- heid: waarover zijn we het met elkaar eens en oneens? Oordelen hebben sociaal nog wel eens tot gevolg mensen te verdelen, in hun eigenaardigheid te bevestigen. Pas als het belang van de gemeenschappelijkheid wordt ervaren, vindt men elkaar. Na de oordeelsvorming komt het gesprek in de afslui- tende fase, de BESLUITVORMINGSFASE. Nadat de gemeenschappe- lijke oordelen zijn uitgesproken, ori‘nteren de deelnemers zich eerst op de door deze oordelen ontstane consequenties: met het oog op de voorhanden en in te zetten middelen (b.v. ruimte, tijd, geld, mensen, enz.) en te bereiken doelen wordt nagegaan welke stappen gezet moeten worden c.q. kunnen worden. De deelnemers spreken zich vervolgens uit over hun verhou- ding (“wat men daarvan vindt”) tot deze stappen en nemen dan een beslissing: de gespreksdeelnemers spreken af (en nemen daarvoor verantwoordelijkheid) de gewenste stappen (daden, handelingen, taken) te verrichten. Waar het in deze fase om gaat is, dat de deelnemers elkaar (en ook zich zelf) niet dwingen of laten verleiden tot afspraken over daden waarvoor men geen verantwoording kan of wil nemen. De werkelijkheid waarin de gesprekken zich in de tijd laten zien is vaak niet zo rechtlijnig als het voorafgaande wel- licht suggereert. Vaak is er sprake van een soort wevend patroon rond de oordeelsvormingsfase: men ontdekt onderweg of ze te weinig relevante feiten en/of idee‘n bezitten; of de beoogde doelen en/of aanwezige middelen worden niet door alle deelnemers evenzeer nagestreefd. Het zich bekwamen in het met elkaar oordeelsvormen vormt daardoor een belangrijk sociaal vermogen van een groep. Het gesprek in zijn ruimtelijke dimensie: de gespreksopbouw of de aspecten van het gesprek Het gesprek doet zich ook voor als een soort gestalte: er zijn bepaalde factoren werkzaam die vorm geven aan het ge- sprek. Men kan dit wellicht zo voorstellen: het gesprek doorloopt een aantal fasen (beeld-oordeel-besluit). Hoe deze fasen verlopen wordt bepaald door 3 aspecten: de inhoud, de interactie en de procedure. De thematiek, de substantie, de materie waarover het gaat, de wijze waarop de deelnemers met elkaar acteren en de af- spraken over de werkwijze bepalen ieder voor een gedeelte en met elkaar wat voor soort gesprek zich voltrekt. Met de ruimtelijke dimensie wordt hier bedoeld de geestelijke en sociale kwaliteit ruimte en niet de materi‘le kant ervan. In een schema weergegeven: INTERACTIE: de wijze waarop men op elkaar reageert INHOUD: het onderwerp waar het om gaat PROCEDURE: de afgesproken werkwijze die men hanteert 3. De INHOUD van het gesprek is vaak een zeer bepalende factor in het gesprek. Men zou kunnen stellen, dat het in veel ge- sprekken moeite kost om de inhoud niet alles bepalend te laten zijn. Doordat de materie waarom het gaat zo zijn eigen logica heeft, kost het moeite om-te zien dat andere deelne- mers een andere logica hanteren. Wat in veel gevallen kan worden waargenomen is, dat men in het gesprek via de inhoud tracht zijn gelijk te bewijzen, waardoor de deelnemers een zekere verwijdering t.o.v. elkaar gaan ervaren. In de INTERACTIE zou in een dergelijk geval de oplossing kunnen liggen. Op het moment dat de gespreksdeelnemers be- wust ervaren dat er een verwijdering aan het optreden is, kan verheldering komen door een opmerking in de zin van: “wat ik aan het doen ben roept bij jou irritatie op, hoe komt dat?” De interactie, als wisselwerking tussen de ge- spreksleden, heeft nl. de bedoeling en de werking mensen be- wust te maken van de in het hier en nu aanwezige en werkzame 4. gevoelens t.o.v. elkaar. Doordat de inhoud (of de procedure) zuigwerking heeft moet er toch enige innerlijke kracht ge- vonden worden om zich bewust te worden van de aanwezige ge- voelens, die soms zelfs al in het emotionele terecht zijn gekomen. Om het gesprek in goede banen te leiden is een PRO- CEDURE nodig, die het mogelijk maakt, dat enerzijds de deel- nemers kunnen bijdragen aan het bereiken van het gestelde resultaat en anderzijds de kwaliteit en het verloop van het gesprek verbeteren. In de procedure worden zaken geregeld als: voorzitterschap (of niet), rapportage en vastlegging, tijdschema, volgordelijkheid, vertragen of versnellen van het verloop, enz. De procedure moet een levend verloop moge- lijk maken en is in dit opzicht een middel tot het juiste verloop. In sommige situaties komt het echter voor, dat de procedure doel in plaats van middel wordt. Men maakt zich dan drukker voor het “hoe” dan voor het “wat” of “waarom”. Een en ander heeft een verlammende werking op de deelnemers: er wordt gesproken zonder dat er iets tot stand komt. Ook hier kan een interactie-opmerking de verlamming wegnemen. Vragen als “waar zijn we nu meer bezig?” of “laten we nu toch aan de slag gaan in plaats van continu proberen te be- denken wat er zou kunnen gebeuren” zijn signalen voor het gevoel zich teveel in de procedurele kant van het gesprek te bewegen. Een zuivere interactie-opmerking is, zoals gesteld, een op- merking die voortkomt uit het bewustzijn voor de wisselwer- king van de groepsleden op elkaar. Daarbij kan nog onderscheiden worden: - Inhoudelijke interactie: een opmerking of gebaar dat in eerste instantie gaat over de aan de orde zijnde thematiek maar in tweede instantie reageert op de ander. Bij voor- beeld: “zou jij nog eens de belangrijkste gezichtspunten kunnen herhalen?” In eerste instantie gaat het dan om de gezichtspunten en in tweede instantie om degene aan wie de vraag gesteld wordt. - Procedurele interactie - in eerste instantie gaat het dan om een reactie op de voortgang, het verloop, in tweede in- stantie om degene op wie gereageerd wordt. - Zuivere interactie - daarbij gaat het in eerste instantie om een reactie op de ander. Voorbeelden: “zoals hij rea- geert maakt mij moedeloos”, “ik vraag mij af of jij vol- doende hebt kunnen zeggen”, “waarom ben je zo stil?” De zin van het gesprek: het waarom van het gesprek, de waar- de, die men heeft gekozen om in gesprek te gaan Uiteindelijk heeft een gesprek altijd een zekere zin: de deelnemers trachten in een gesprek iets te bereiken waarvoor men het de moeite waard vindt in gesprek te gaan. 5. Men zou kunnen zeggen: om in gesprek te gaan, is in de meeste gevallen een VRAAG aan de orde. Dat kan zijn: - een probleem waarvoor een oplossing gevonden moet worden; - een onduidelijkheid, die tot helderheid gebracht moet wor- den; - uitwisselen van opgedane ervaringen, overdragen van be- schikbare informatie bij gebrek aan inzicht bij anderen. Voor die vraag wordt gezocht naar een daarbij passend ANT- WOORD. In een gesprek wordt een antwoord zichtbaar als er beschikbaar is: - een oplossing voor het gestelde probleem; - helderheid in de onduidelijkheid; - informatie en ervaringsmateriaal voor de ophefÞng van het gebrek eraan. Of vraag en antwoord en vraagsteller en antwoordgever bij elkaar komen blijkt uit de OVEREENKOMST die al of niet tot stand komt. In de overeenkomst ontstaat een zodanig gevoel van terechtheid, een bereikt evenwicht, dat de deelnemers vertrouwen geeft om verder te gaan. Een voorbeeld: als er een oplossing gevonden is voor het probleem, dan kunnen de “probleeminbrengers” het uitzicht hebben op een zorg minder de “probleemhelpers” het gevoel op een goede wijze iemand geholpen te hebben. Beiden kunnen verder! Behalve dat deze VRAAG-OVEREENKOMST-ANTWOORD-samenhang zich op het niveau van het hele gesprek laat zien, doet dit feno- meen zich ook in delen van het gesprek voor. Als een deelvraag aan de orde is, zal ook nagegaan moeten worden of: - de vraag duidelijk is: waar wordt naar gezocht? - wie antwoord moet geven: waarop kan jij antwoorden? - of de vraag bij het antwoord past: is dat nu wat de oplos- sing brengt? - of er overeenkomst tot stand gekomen is: is de vraag nu echt (voor de vraagsteller) beantwoord? Of een gesprek geslaagd genoemd mag warden hangt in grote mate af van de wijze waarop de deelnemers bewustzijn hebben voor deze fenomenen: - wat is nu eigenlijk de vraag waarvoor we bijeen zijn? - op welke vraag is dit nu eigenlijk een antwoord? - als er geen overeenkomst tot stand kOmt, waar komt dat dan vandaan: ¥ is de vraag onduidelijk? ¥ klopt het antwoord niet? ¥ is de wijze waarop het antwoord gegeven wordt belem- merend? ¥ komt het door de inhoud of door de personen dat het niet lukt? 9 Ongevraagde antwoorden of onbeantwoord gebleven vragen dra- gen vaak niet bij tot een resultaat waarbij de deelnemers van hun tevredenheid blijk geven! Een gesprek zou de kwaliteit moeten krijgen van een composi- tie: het verloop, de opbouw en de zin ervan in hun onder- linge samenhang en be•nvloeding moeten per situatie datgene mogelijk maken waarvan Goethe sprak: een goed gesprek, dat is verkwikkender dan het licht! Schematisch weergegeven zou men de werkzame factoren en as- pecten als volgt kunnen voorstellen: tOo F k 4 r4P r ilw ied r“ MI P roT riol i - 0 0 0 oorspronkelijke vraag ontwikkelt zich —→ LDVORMING –.2 , ÝGORDEEL SVORMING __H > BESLU ITVOR MIG -' ) N ) A N T W O O R D oorspronkelijke vraag ontwikkelt zich —→ CEDURE COPYRIGHT NPI VRAAG 6. OVEREENKOMST

waarnemen_van_gesprekken.txt · Last modified: 2018/10/03 06:09 (external edit)